Gisteravond kwamen er prachtige wolken de blauwe avondlucht versieren. Telkens zijn we weer naar buiten gelopen om de dramatische veranderingen te bekijken en fotograferen. De komende dagen zal het steeds warmer worden en de temperatuur tot zo’n 30 graden stijgen. Een paar jaar geleden zou ik zeggen geef mijn portie maar aan fikkie, maar tot nu toe is het nog niet lastig, al ligt het tempo wel wat lager.
Je bent bij windsnelheden van 50 kilometer per uur weer snel opgefrist, als je je staande kunt houden. Een tenger hooggehakt poppetje, beladen met bolle tasjes, houdt zich wankel aan een lantaarnpaal vast voordat ze oversteekt, maar verliest dan toch bij groen haar evenwicht en rolt gillend en lachend, als een gewichtloos projectiel (bollamakiesie) over het zebrapad. Iedereen helpt om alles wat vliegt en flappert bij elkaar te houden tot het volgende slachtoffer. De luid geschreeuwde waarschuwingen en ongevraagde adviezen vliegen weg in de wind zonder ooit begrepen te worden.
Het belangrijkste is dat je vooral veel drinkt, meer dan je toch al doet en je flesje water bij je hebt. Intussen zie je niet anders dan dat mensen te pas en te onpas aan zo’n waterflesje lopen te lebberen. Jazeker bestaat te-onpas, bij een uitvaart vind ik het werkelijk te-onpas en heb moeite met het intoomhouden van mijn laagdrempelige tolerantie. Zeker als het water er op een stil en plechtig moment duidelijk hoorbaar uitgezogen-, dan ineens plop van het tuitje los gelaten wordt en men ongegeneerd bubbelend de lucht er in laat schieten. Ik zou dan in willen grijpen en weet later niet waarom ik het niet gedaan heb. Laf, maar wel beter zo.
Kaapstad heeft definitief een gemoedelijker tempo dan andere grote steden, vooral tijdens de grote vakantie die hier in de afgelopen weken plaats gevonden heeft, totdat de scholen weer begonnen. Eerst de lagere, tussen staats- en privéscholen zit ook weer een paar dagen verschil, dan de middelbare en daarna de universiteit. Tot die tijd zijn de vluchten naar Johannesburg, wat op ons programma staat, nog een behoorlijk stuk duurder en wachten we nog even af.
Onze kleine Kapenaar gaat voor het eerst naar de grote school, pontificaal gekleed in uniform, zoals dat in Zuid-Afrika de gewoonte is. Het woord uniform heeft te maken met gelijkheid, al zal de een zich meerdere, betere uniformen kunnen veroorloven, terwijl de ander er minder heeft, die dan ook nog eens tweedehands gekocht zijn. Daarbij horen dan ook de standaard zwarte schoenen, splinternieuw.
Met trots kijkt hij naar het embleem op zijn borstzakje, een wapen met een meeuw en Milnerton – fides et veritas erop. De kinderen worden ook met een kleurencode bij een groep zeevogels ingedeeld. Er zijn aalscholvers, meeuwen en nog een paar van die visvreters, die dan krijsend aangemoedigd worden als er een zwemwedstrijd plaats vindt. Een gelegenheid voor de aanwezige moeders om hun kinderen luidkeels aan te sporen, te zwaaien en ineens op de tribune te gaan staan als het spannend wordt. De overige doen het thuis, maar om andere redenen.
Er is zo lang mogelijk met de aanschaf gewacht, want ons manneke kan zo maar ineens, niet geheel onverwacht maar toch verrassend, een centimetertje omhoogschieten en dan past het niet meer, dat zie je maar weer aan die kano’s van schoenen. Ik ken het maar al te goed. Het grootste voordeel van het uniform was dat ik niet na hoefde te denken wat ze aan moesten trekken, ik hoefde niet te beslissen. Elke dag hetzelfde, de meiden twee staartjes, elastiekjes met blauwe plastic balletjes. De jongens moesten kort geknipt zijn, zonder dat het een aparte steil volgens de laatste mode was, zonder haarlak (tegenwoordig gel) of kleurtje die niet de natuurlijke was, peroxide in plaats van zon, maar ook vooral niet te lang. Jongens moesten er als jongens uitzien, de oren moesten goed zichtbaar zijn, zonder dat men daar als volwassene al te veel moeite voor moest doen.
Die regel geldt na meer dan veertig jaar nog steeds. Eenmaal bezweet thuisgekomen, niet meer zo netjes als toen ze weggingen, was alles snel uitgetrokken, de schoenen uitgeschopt, zwempak aan en eerst een koele duik genomen voordat het huiswerk gedaan kon worden. Elke dag wel even de tuinslang in het zwembad hangen en bijvullen, geen idee hoeveel liters dat waren, niets kon verhinderen dat het water verdampte. Dagelijks werden alle bloemperken en struiken van het verdorren gered, het gazon werd besprenkeld. Dan weer hier, dan weer daar. Het was het beste om dat s ’avonds te doen, een heerlijk geluid dat tsiek-tsiek-tsiek-geluid van die sproeiers, dan heeft het de hele nacht om langzaam opgenomen te worden en van de verzengende hitte bij te komen.
Op sommige dagen reed ik drie keer heen en weer om ze op te halen, omdat ze op verschillende tijden met leren en sport na school klaar waren. Later toen er twee kinderen bij kwamen, die naar aparte scholen gingen, werd ik Mama’s Taxi genoemd. Ik had het alleen niet op mijn auto staan.
Ze hadden wel fietsjes, maar het was te gevaarlijk, laat me dat liever niet uitleggen, en te heuvelachtig om er mee naar school te gaan.
Een of twee keer per jaar was het ‘civvies day’. Dan mochten ze aantrekken wat ze wilden. Dat lag dan de avond te voor al klaar, zodat we de volgende dag niet door koortsachtig zoeken te laat kwamen, want juist met een geboden keuze, ga je je afvragen of het wel goed- en leuk genoeg is, in de ogen van je medescholieren. Je wilt immers niet opvallen door geen bal verstand van de laatste trends te hebben? Anderen willen dat juist weer wel, weer anderen hebben helemaal geen keuze, omdat de ouders zeggen, opschieten trek dat maar aan, klaar. Anders gaan die poppe dans.
Toen er weer zo’n snikhete zomer was, en in Afrika lijkt me dat toch vrij normaal, kregen we het daarbij behorende watertekort ingepeperd. Bij de kapper werd je haar maar met een paar liter kannetjes water gewassen, meer kon er niet gebruikt worden. Blijkbaar, want het was bij ons niet alleen Mama’s Taxi, maar ook Salon Mama, met alle gevolgen van dien. Ik schaam me dood als ik op oude foto’s die vreemde kapsels zie. Wel bevoegd maar niet bekwaam, dat was voor het dure kappersschaartje.
We vingen het badwater, waar we om beurten in gezeten hadden op en droegen de volle emmers naar de moestuin. Water met zeepresten was altijd nog beter dan dode kropjes sla en verdroogde radijsjes. In de tuin mocht niet meer gesproeid worden en we hadden een klinker in de stortbak van het toilet geplaatst, zodat deze niet meer helemaal vol met water kon lopen. We werden steeds venijniger en vindingrijker met het sparen van water, elkaar vervelend op de vingers tikkend als de straal te dik was, het kon immers best met minder.
De zomer van de ontevredenheid heeft hier nu nog vele maanden te gaan. In vijf provincies kan men met recordtemperaturen en een gigantisch gebrek aan regen met volle overtuiging van een rampgebied spreken. Het is in de wereld niet helemaal gelijk of naar behoefte verdeeld. De hoognodige kostbare druppeltjes zijn helaas niet op de schattige jonge maar snakkende plantjes van de maisvelden gevallen. De vermoeide ogen bleven vertwijfeld naar de strakblauwe hemel staren en de oogst bleef uit. Zelfs het onkruid liet verstek gaan. Hoe moet dat zijn om hulpeloos toe te moeten kijken. De een moet zich overal aan vastklampen om niet te verzuipen, de ander vervloekt iedereen die hij verantwoordelijk maakt voor het uitblijven van de samentrekkende donkere wolken, de bliksemschichten, de donderbui, de stortregen die urenlang oorverdovend op het dak van de boerderij, met het grijs en verroeste golfplaat, door blijft trommelen.
We knabbelen tevreden met z’n allen aan heerlijke warme, zoete maiskolven, met boter en zout er op. Ik weet niet waarom er dan automatisch, heel collectief, een genoeglijke glimlach tevoorschijn komt, als ware het met elkaar afgesproken. Meer dan 100.000 ton mais moest er afgelopen jaar ingevoerd worden om aan de normale behoefte van de overwegend mais-etende bevolking te voldoen. Wat de dagelijkse, kruimige aardappel voor de Kampenaar is, is het maismeel voor de Zuid-Afrikaan, men kan en wil er stomweg niet buiten. De ene aardappel is de andere niet, het ene mais is ook het andere niet.
Er was een tijd dat we door omstandigheden in geldnood terecht kwamen. Het goedkoopste mais, (Chick Chick Number 1) was bij de gereedschapswinkel te koop, voor de kuikentjes, niet te vergelijken met het verwerkte- netjes verpakte spierwitte maismeel. Als een soort dikke kleverige pap, tot Italiaanse polenta gekookt, werd het door mijn keurige Zuid Afrikaanse gasten met smaak gegeten.
Niks mis met de ervaring armoedelijden, het maakt de mensen vindingrijk, zoals ze in de oorlog met vleeskruiden gehaktballen van havermout maakten en de gefrustreerde rokers de minipeuken van de straat opraapten, de sabbelstukjes eraf knipten, om er met krantenpapier weer nieuwe sigaretten van te draaien.
Men leert de dingen, hoogwaardig papiergeld, die niet zomaar uit de boom geschud kunnen worden te waarderen. Met moeite en tegengas kan de kracht van vooruitgang en verandering immers veel sterker zijn.
Na het einde van de apartheid, en die periode hebben wij met spanning mogen beleven, kampte de nieuwgekozen regering steeds met de groeiende achterstand van het leveren van drinkwater en sanitair. Massaal werd er overal voor gezorgd dat er drinkwater en riolering aangelegd werd. Met man en macht werd eraan gewerkt om de hoge standaard van de waterkwaliteit te behouden. Er zijn wel vooruitgangen geboekt, maar in de afgelegen gebieden is de toegang tot water in tien jaar maar 13% gestegen, van sanitair maar 8%. Blijkbaar is er toch veel meer voor nodig dan goede voornemens.
In de praktijk is het op vele mooie plekjes een schijnbaar ‘fools paradise’, waar men heerlijk ontspannen, te midden van de bontgekleurde regenboog, in een droomwereld rond kan dolen. Niet dat ik die wereld niet kan waarderen, het is wat het is. In een soort van omgekeerde wereld bouwt men eerst een kasteel, bovenop een heuvel met een mooi uitzicht en pas daarna zoekt men de waterval die daar eventueel bij zou passen, koste wat het kost.
Simone