Bijdrage van Renée Bouwman.
Gezond eten. Daar is vast elke Kampenaar mee bezig. Ik ook. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk. De supermarkt adviseert je met herkenbare logo’s, op reclames wordt verteld wat je moet eten en op de verpakkingen van producten staat precies waarom je juist dát product moet gebruiken. Maar, is wat we eten wel zo gezond en weten we wel wat we eten?
Ik kook al een aantal jaren zonder E-nummers, omdat ik vind dat er veel aan ons eten gesleuteld wordt. E-nummers vindt je werkelijk overal in. Deze hulpstoffen moeten het product mooier maken, langer houdbaar maken of de smaak verbeteren. E-nummers zijn door de EU veilig bevonden, maar de meningen over de veiligheid van deze hulpstoffen zijn verdeeld. Er zijn mensen die vertrouwen op het oordeel van de EU: de hulpstoffen kunnen veilig geconsumeerd worden binnen bepaalde marges. En er zijn mensen die niet vertrouwen op het oordeel van de EU: kleurstoffen, bijvoorbeeld E-104, E-110, E-122, kunnen leiden tot hyperactiviteit bij kinderen. Onder de E-200 groep vallen een aantal stoffen die kunnen leiden tot netelroos en astmatische aanvallen (deze E-200 stoffen mogen dan ook alleen toegevoegd worden wanneer dat noodzakelijk is, maar wat is noodzakelijk?). E-621, een veelgebruikte smaakversterker, is schadelijk voor je ongeboren baby, verstoort de hormoonhuishouding en kan schade aanbrengen aan je hersenen. En zo is er nog een hele waslijst aan E-nummers en hun bijwerking op te noemen. Die bijwerkingen hangen samen met de hoeveelheid die je van het E-nummer binnen krijgt, maar hoe weet ik nou hoeveel ik van deze stoffen binnen krijg?
Ik hoor bij de groep die niet vertrouwt op het oordeel van de EU omtrent E-nummers. Ik vind dat we die rommel niet nodig hebben in ons eten en ik geloof dat ze, in welke hoeveelheid ook, niet goed voor ons zijn. En terwijl ik dit schrijf hoor ik het reclame spotje van Zonnatura in mijn hoofd ‘Wat is er met ons eten gebeurd?’. Dat vind ik een goede vraag.
Nu ik de E-nummers zoveel mogelijk vermijd, dacht ik alle rommel uit mijn eten te weren. Maar toch niet. Groenten. Dat woord alleen al klinkt gezond. Maar ook daar zijn de meningen over verdeeld. Groenten worden, over het algemeen, in grote getale geteeld. Op een veld wordt één soort groente gezaaid. Deze groente heeft last van schimmels en insecten. Omdat er geen andere groentes op het veld worden gezaaid, zijn er geen natuurlijke vijanden van deze schimmels en insecten en moet er volop gespoten worden om de schimmels en insecten tegen te gaan. Het gif wat hiervoor gebruikt wordt is ook giftig voor ons. Hetzelfde geldt voor fruit. Ik was mijn fruit en groenten, maar dat is niet afdoende. Het bestrijdingsmiddel zit ook in het product zelf. Bij het ene product is dat erger dan bij de andere. Bij kiwi’s wordt minder bestrijdingsmiddel gevonden en bij aardbeien veel meer. Ook deze bestrijdingsmiddelen kun je volgens de EU veilig consumeren in beperkte hoeveelheid.
Ik dacht lekker aan de biologische producten. Die bevatten geen E-nummers, worden niet bespoten met schadelijke stoffen en de dieren uit de biologisch sector hebben een beter leven gehad. Maar ook hier word ik teleurgesteld. Biologisch geteelde groenten en fruit worden bespoten met natuurlijke bestrijdingsmiddelen, en ook die blijken schadelijk te zijn voor je gezondheid. Maar wat ik nog het ergste vind, is dat er gefraudeerd wordt met het biologische keurmerk. Dacht ik eindelijk producten te hebben gevonden zonder rommel, kan ik er niet van uit kan gaan dat er ook daadwerkelijk geen rommel in zit. Biologische producten zijn een stap in de goede richting, maar er rommelt nog van alles aan.
Wat moet ik nu? Ik wil eten waar geen rommel in zit. Ik zet mijn zoektocht naar zuiver en gezond eten door. Kampen en IJsselmuiden tellen aardig wat fruittelers, veehouderijen en groentetelers die hun producten vanaf de boerderij verkopen. Is dit de oplossing? Kom je daar je boodschappen doen, kun je met de boer of teler praten over bestrijdingsmiddelen en buiten dagen voor de koe. Je ziet meteen waar je product vandaan komt en je stimuleert ook nog eens de lokale economie. Eén maar: hoe belastend is het voor het milieu als iedereen daar individueel naar toe gaat met zijn auto of brommer.
Conclusie: met z’n allen carpoolen naar de lokale boer en teler? Wat ik in ieder geval niet ga doen, is klakkeloos eten wat mij wordt voorgeschoteld. Ik wil geen perfect glanzend appeltje, ik wil een vrucht met hoge voedingswaarde.
Comments are closed.