Kampen – In het kanaal aan de Nijverheidstraat woont sinds een paar weken de familie Knobbelzwaan. Het paar heeft vijf kinderen en heeft het goed naar hun zin zo te zien. Het gras smaakt er prima.
De knobbelzwaan (Cygnus olor) is een vertrouwde verschijning in plantsoenen en op meren. Hij leeft voornamelijk van waterplanten waar hij met zijn lange hals naar grondelt, maar hij eet ook gras.
Deze vogels kunnen een spanwijdte van 2,30 meter bereiken en zijn daarmee de grootste watervogels. Zelf zijn ze 120 – 170 cm groot.[2] Met hun lange nek kunnen ze ver onder water reiken. Ze kunnen tot 10 – 13 kg wegen. Daarmee behoren ze ook tot de zwaarst vliegende dieren. Ze zijn even groot als de wilde zwaan, maar veel groter dan de kleine zwaan. Ze zijn wit en ze hebben een oranjerode snavel. Hun kop en hals hebben een gele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, zijn zwart. Die voorhoofdsknobbel is bij mannetjes heel opvallend. Ook hun poten zijn zwart. Hun ruglijn is sterk gebogen. Ze houden hun hals bijna altijd in een sierlijke S-vorm. Die hals heeft het grootste aantal halswervels van alle vogels (26). Ze houden hun kop altijd iets omlaag gebogen. Hun snavel is relatief breed. Mannetje en vrouwtje zijn volledig gelijk, alleen hebben de mannetjes in de lente een veel meer gezwollen knobbel en hun snavel is dan ook veel roder. Mannetjes hebben ook een zwaardere nek.
Bron: Wikipedia