Nieuwe tijdelijke tentoonstelling
Op zaterdag 17 september wordt in het Stedelijk Museum Kampen deze expositie geopend met tekeningen van Mynke Buskens.
Enkel gewapend met een vlakgom en een grafietstift weet Mynke Buskens (1953) de blik van de toeschouwer gevangen te houden in een landschap waarin de tijd lijkt opgehouden te bestaan, als een verstild moment uit een droom: werkelijk, maar net niet als in de realiteit. Alsof zij met haar potlood de contouren van de werkelijkheid zachtjes streelt om zo haar eigen werkelijkheid weer te geven. Zelf zegt zij hierover: “Ik teken een utopisch model voor het leven: een plek tussen ergens en nergens.”
Vanaf 1982 maakt Buskens series tekeningen van potlood en gum op papier: monumentale, contemplatieve tekeningen die zich ergens ongrijpbaar lijken op te houden tussen figuratie en abstractie. Haar tekeningen zijn bezielde en intense ruimtelijke composities, doorgaans op groot formaat, die de toeschouwer zowel het gevoel kan geven deze landschappelijke ruimtelijkheid ingezogen te worden, als hem tegelijkertijd het bewustzijn opdringt een waarnemer te zijn van het innerlijke landschap van de kunstenaar zelf.
De onderwerpen van haar tekeningen – waarbij zij steeds haar directe omgeving als onderwerp neemt – hebben te maken met heimwee en geschiedenis, maar bovenal met hoop. Zo tekende zij een onderaards rivierenstelsel en het interieur van een kathedraal uit de stad waarin zij is opgegroeid, de uitzichten vanuit de bewakingscamera van het huis waarin zij woonde en vanaf het dak van datzelfde huis het uitzicht over de Waal. Al reizend tekende zij een olijfgaard in Spanje en een bos in de Ardennen.
Volgens Buskens heeft ieder landschap een eigen geschiedenis, zowel persoonlijk als universeel: een ruimte om steeds naar terug te keren met al zijn rationele en irrationele betekenissen. Alvorens zij zich een plek toe eigent door deze te tekenen, bestudeert zij de geschiedenis van deze plek. Ze maakt ter plaatse schetsen, foto’s en aantekeningen, maar noteert ook wat er op dat moment in de wereld en in haar hoofd gebeurt. Wat heeft een bepaald landschap betekend en meer in algemene zin, welke invloed heeft het landschap op de menselijke geest, op het verlangen, op het al dan niet hebben van ruimte en van overzicht, waar ligt de horizon?
Met haar werk wil de kunstenaar de traditie van de ‘Hollandse landschapskunst’ voortzetten, zoals deze in de 16e eeuw is begonnen met etsers en tekenaars die werkten op papier. Hiervoor neemt zij de van oorsprong topografische blik als uitgangspunt, waarbij minder de nadruk wordt gelegd op de picturale weergave of het narratieve aspect. Hoewel haar tekeningen op het eerste gezicht‘traditioneel’ lijken, is in haar lijnvoering duidelijk te zien dat daar geen sprake van is. Het formaat waarop zij werkt is voor een tekening atypisch en haar werken zijn doordrongen van een volstrekt eigen handschrift en materiaalgebruik. De evocatieve titels verwijzen naar de betekenis die de tekeningen op het moment van maken voor haar hebben gehad.
Buskens fascinatie voor tekenen betreft vooral de kwetsbaarheid van het papier en tekenen is voor haar de meest directe uitingsvorm: ‘Met haar handen en vingers, met wissers en vooral met vlakgum, dat voor een opvallende lichtintensiteit zorgt, grijpt zij letterlijk in in het materiaal en wordt het grafiet tot voorstelling gemanipuleerd. Zij werkt als het ware met haar hele lichaam om de betekenis die een bepaalde locatie voor haar heeft (gehad) tot uitdrukking te brengen’ 1. Buskens wil de constructie van de wereld laten zien, voor en achter, hier en daar, als in een coulisselandschap, een ruimte om in te verwijlen.