We stonden bij Vishandel Bottenberg, mijn zoons en ik. Ieder een portie kibbeling met saus en ik nog een lekker vers “harinkie” met uitjes. Al ruim vijftig jaar staan de Bottenbergers bij het gemeentehuis én je kunt er vlakbij parkeren. Vers gebakken en gerookte vis is hier écht een begrip. Zelfs als je geen vis lust, weet je een toerist de weg te wijzen naar onze Kamper vis-toko.
Enfin, we zaten met onze porties in de zon buiten heerlijk te kanen. “Hé pap, ik lust er zó nog wel één”, zei mijn jongste met een nog uitpuilende wang. “Niks ervan, we gaan zo eten”, zei ik. “Niet eerlijk!”, zeiden mijn jongens. “Jij had er ook nog wat bij.” “Dat is de natuur jongens. Ik ben groter, dus heb meer nodig. Plus, ik heb de portemonnee.” Op dat moment stuurde het universum een zwerm meeuwen, die krijsend kwam aanscheren, vechtend om iets van een oude broodkorst. Mijn jongste, met bolle wang en volle mond naar de schreeuwende kluwen, die richting onze auto ging: “Oh nee!” Hij zag de bui al hangen. Vogelpoep op ons glanzend paradepaardje, mijn blikken visitekaartje. Dát ging niet gebeuren! Ik gooide snel een stukje haring op, in de hoop dat zij beleg op brood wilden en ze zodoende van richting zouden veranderen.
Helaas. Ik stond een te zuinig deel van mijn lekkere visje af. De meeuwen hadden de vaart er goed in en weken niet voor zo’n minimaal stukje beleg. Een serie klodderpoep werd afgevuurd. Lekker dan, kon ik meteen weer aan de slag, want die rotzooi laat ik absoluut niet op de auto liggen. “Het is de natuur pap!” Met een mond vol vis keken mijn zoons me grijnzend aan. En ik? Ik vond dat ik nóg wel een extra visje had verdiend. De verse structuur zat immers op de nieuwste generatie glascoating en dit pantser voorkomt ook het invreten van lak door vogelpoep. Een ieder zijn marinade, mensen!