Drie vragen aan waterkeringbeheerder Wijnand: “Zoeken naar de balans met bevers”

793

Wijnand is waterkeringbeheerder en nauw betrokken bij alles wat met dijken te maken heeft. “De dijken beschermen ons, wij beschermen de dijken”, is het motto van hem en zijn collega’s. De dijken moeten in goede conditie zijn én blijven. Schades kunnen we niet gebruiken. Een bijzondere speler in het veld is de bever: hij is welkom in het rivierengebied en goed voor de biodiversiteit, maar vormt ook een risico door zijn graafschade. Drie vragen aan Wijnand over hoe we de bever kunnen behouden en de dijken kunnen behoeden.

Hoe houd je rekening met de bever?
“Dat gaat niet vanzelf. We krijgen daarbij gelukkig veel ondersteuning van de muskusrattenbestrijders. Nu ze het aantal muskusratten steeds beter onder controle krijgen, neemt het aantal bevers fors toe en vraagt dit ook hun aandacht. Normaal gesproken is de bever geen enkel probleem, als hij maar in de uiterwaarden blijft. Maar bij hoogwater zoekt hij ‘het hogerop’, meer richting de dijk. De focus die we op de dieren hebben, wordt dan nóg scherper. We analyseren hun gedrag en monitoren waar ze zich bevinden. Op die manier proberen we een goede balans te vinden tussen bevers en waterveiligheid.”

Hoe vind je die balans?
“Onze muskusrattenvangers leggen de locaties van de beverburchten en andere beversporen vast. Als je weet waar bevers leven, kun je ook kijken naar het gebied waarin de dieren leven. En waarom juist in dat gebied? Als ze in de uiterwaarden blijven, is dat prima, maar op plekken waar ze richting onze dijken trekken, bekijken we wat we kunnen doen om ze daar weg te houden. Bijvoorbeeld door steile oevers te verflauwen en bosschages weg te halen. Op die manier worden die locaties minder aantrekkelijk.”

Gebruik je daar nog speciale technieken voor?
“Jazeker! Momenteel onderzoeken we of we bij hoogwater bevers kunnen opsporen en volgen met warmtecamera’s. Dat doen we ’s nachts, want dan zijn de dieren het meest actief. De eerste test pakte goed uit. We troffen bevers aan en konden zien waar ze zich begaven. Dat helpt om beverlocaties in beeld te brengen die we extra in de gaten houden op graafschade. Bij hoge waterstanden verlaten ze hun burcht en zoeken ze een nieuwe verblijflocatie om daar een nieuw hol te graven. De ingang van dat hol maken ze onder water. Daardoor is deze bijna niet te vinden. “Als bevers eenmaal in de dijk zitten, sta je ervan verstelt wat voor holen en gangen ze graven. Een muskusrat graaft holen ter grootte van een vuist, die van een bever zijn veel groter. Daar kan een volwassene bijna doorheen ‘tijgeren’.”