Een Stolperstein voor Sientje Martha Elzas

263

Het lijkt misschien dat het vaak misging, maar het ging veel vaker goed. Veel onderduikers overleefden hier, in de stad Kampen, de oorlog. Ik houd het sinds een  paar jaar bij en inmiddels heb ik 38 namen genoteerd. En zoals gezegd: bij heel veel ging het goed.

Stolperstein Sientje Elzas

Margaretha Mechanicus bijvoorbeeld. Een meisje van een jaar of 10 die de oorlog overleefd bij de familie Smit in de Voorstraat 6. Twee vrouwen zaten ondergedoken in de Kloosterstraat en overleefden daar. Of Sara Lakmaaker en haar dochter Sonja – moeder en zus van Klara – in de Burgwalstraat bij de familie De Munnik. Soms was er pech en geluk. Pech omdat je werd opgepakt, maar geluk omdat je de oorlog overleefde. Het overkwam Rosa Vogel. Ondergedoken bij de familie Doorten in de Jan van Arkelstraat. Opgepakt medio november 1944 en overgebracht naar Westerbork. Maar in die tijd reden geen treinen meer naar Polen en Rosa overleefde in Westerbork. Na de oorlog trouwde ze met een zoon van haar onderduikouders en emigreerde het stel naar Canada.

Helaas ging het ook soms vreselijk fout.

En mis ging het dus ook met Sientje Martha Elzas, geboren op 13 november 1928 in Amsterdam. In de hoofdstad groeit ze op in een gezin van vijf mensen: vader Josef en moeder Kaatje en drie broers. Haar vader is politieagent en haar broer Adolph banketbakker. Sientje zelf gaat gewoon naar school. Het leven in Mokum, mooie Jiddische naam voor Amsterdam, kabbelt voort. Maar op 10 mei 1940 vallen Duitse legers Nederland binnen een na enkele dagen capituleert Nederland. Het zijn de Joden die als eersten merken dat de bezetting voor hen niets goeds zal brengen. Maar onderduiken is lange tijd geen optie. Het komt niet in de mensen op. Men verbaast zich daar tegenwoordig over, maar toen kende men de namen Auschwitz, Sobíbor en Treblinka niet. Ook niet in het gezin Elzas. Broer en zoon Adolph wordt voorjaar 1942 werkloos gemaakt en belandt in een werkkamp in Friesland. In augustus 1942 volgt via Westerbork deportatie naar Polen en in september wordt hij vermoord in Auschwitz-Birkenau. Pas eind 1942/begin 1943 verandert dat en gaan mensen onderduiken. Zo ook Sientje Elzas.

In april 1943 belandt Sientje hier in deze woning als onderduikster bij Gerrit Jan van der Klip en Aaltje van der Klip – Vinke, een kinderloos echtpaar. Veertigers. Sientje neemt als schuilnaam Jopie Smit aan. Niet bekend is overigens of de Willem de Zwijgerstraat 25 haar eerste onderduikadres is, want het kwam regelmatig voor dat onderduikers van adres wisselden. Jopie heeft in ieder geval contact met een buurjongen: Evert Tromp, wonend in de Wilhelminalaan, toen Damlaan. Hij verhaalt in het boek Kinderen verhalen van de oorlog over ontmoetingen met het meisje bij zijn achterburen.

DSC02650

“BIJ MENSEN DIE IN ONZE STEEG WOONDEN, WAS EEN JOODS MEISJE ONDERGEDOKEN. ZE WAS IETS JONGER DAN IK, VAAK PRAATE IK MET HAAR ALS ZE ACHTER HET HUIS EVEN BUITEN STOND”. Jopie, Sientje, had het lang kunnen volhouden, maar in december 1943 vindt een gebeurtenis plaats die bepalend is voor haar lot.

Een zekere Johannes Asuwerus Sieffers wordt gearresteerd en door Johan Boesveld, baas van de Kamper politie, voor de keus gesteld: Kamp Amersfoort of meewerken. Sieffers kiest voor het laatste en hij wordt de vertrouwensman van Boesveld. Sieffers brengt bijvoorbeeld een aangetrouwde neef aan. Het strafdossier van Sieffers moet uitsluitsel geven of hij veroordeeld is voor het verraad van Sientje, maar afgaande op diverse processen-verbaal en krantenartikelen is het voor 95% zeker dat hij op enig moment gehoord heeft dat hier – in de Willem de Zwijgerstraat – een Joods meisje zit. Hij geeft het door aan Boesveld.

De kalender wijst 11 januari 1944 aan en Boesveld stuurt zijn trouwste mannen naar de Willem de Zwijgerstraat 25 om daar huiszoeking te verrichten. Onderluitenant Bottinga meldt zich hier bij de voordeur; de administrateur van de gemeenpolitie Coenen klimt over de schutting aan de achterzijde van het pand. Wanneer mevrouw Van der Klip de deur opent loopt Jelle Bottinga de gang in en laat Coenen via de achterdeur binnen. Als beide mannen in de kamer staan melden ze mevrouw Van der Klip dat ze het Jodinnetje komen arresteren. Mevrouw Van der Klip ontkent dat ze een Jodinnetje onderdak verleend. Sientje is op dat moment inderdaad niet thuis. Misschien een luchtje aan het scheppen in de omgeving van de Damlaan (nu Wilhelminalaan) of de Pannekoekendijk. De agenten beginnen een huiszoeking, ontdekken het meisje niet maar ze vinden wel meisjeskleding. “Ik vermaak kleding”, is het verweer van mevrouw Van der Klip, wat echter niet wordt geloofd: een kinderloos echtpaar waar meisjeskleren liggen. Bottinga neemt mevrouw Van der Klip mee naar  het politiebureau in de Buiten Nieuwstraat. Coenen blijft bij meneer Van der Klip, die door een rugaandoening bedlegerig is, achter en wacht tot het meisje thuis komt. Dat gebeurt, Sientje komt thuis en geeft Coenen een hand. Die verklaart na de oorlog het volgende:

“IK MOEST VAN BOTTINGA BLIJVEN ZITTEN WACHTEN OP HET MEISJE TOEN IK ER EEN MINUUT OF ACHT HAD GEZETEN KWAM HET MEISJE THUIS. IK VROEG ‘BENT U DIE EN DIE’ EN ZEI TOEN DAT IK HAAR MEE MOEST NEMEN, HETGEEN IK HEB GEDAAN, NADAT IK HAAR HAD GEHOLPEN DE KLEREN IN TE PAKKEN. ALS IK EEN OPDRACHT KRIJG VAN MIJN CHEF, ZO HEB IK GELEERD, DAN BEN IK VERPLICHT DIE UIT TE VOEREN EN DAT DOE IK OOK.”

Sientje belandt in een cel in het Kamper politiebureau. Mevrouw Van der Klip wordt dezelfde dag huiswaarts gestuurd en een dag later wordt Sientje afgevoerd naar Kamp Westerbork waar ze in de wezenbarak belandt. Op 25 januari 1944 vertrekt opnieuw een trein naar Polen met aan boord Sientje Martha Elzas. De reis duurt drie dagen en als de trein op 28 januari 1944 in Auschwitz-Birkenau arriveert wordt Sientje direct na aankomst vergast.

 

Sientje Martha Elzas is 15 jaar geworden. En door haar verhaal te vertellen, te beschrijven en – zoals nu – een struikelsteen te leggen is ze niet langer een anoniem nummer in het getal zes miljoen.

sientje elzas

Haar ouders overleven de oorlog eveneens niet: Joseph en Kaatje zijn in mei 1943 vermoord in Sobíbor. Haar broer Adolph is in september 1942 vermoord in Auschwitz-Birkenau. Een broer wordt in het voorjaar van 1945 bevrijd uit het concentratiekamp Bergen-Belsen en haar andere broer overleeft de oorlog in onderduik.

Gerritjan van der Klip overlijdt in november 1972 en mevrouw Van der Klip – Vinke overlijdt in september 1979. Ze worden begraven op de Algemene begraafplaats van Kampen in Ijsselmuiden. Daar liggen ze overigens nog steeds begraven. Wie een bloemetje op het graf wil leggen: schroom niet.

Ik zei in het begin al: Sientje was een van de vele Joden die in Kampen onderdak vond. Bij 13 ging het mis. Met Klara Lakmaaker meegerekend kom je overigens op 14. Sientje was een van degenen waarbij het fout liep. Om ook de andere doden te eren noem ik hierbij hun naam, leeftijd, onderduikadres en familie bij wie ze zaten ondergedoken. Ze zijn overigens allemaal op een of andere manier verraden. Op volgorde van arrestatie:

 

  • Saartje Dagloonder, 30 jaar: Kerkstraat 9-1 bij de zusters Dina Meister Hanekamp en Jans van den Berg – Hanekamp;
  • Klaartje Morpurgo, 12 jaar: Venedijk 3 bij de familie Post;
  • Clara Marianne Slager, 19 jaar: Venedijk 3 bij de familie Post;
  • Sophie Anne Dreesde, 42 jaar: Oudestraat 160 bij de familie Eshuis;
  • Emanuel Andriesse, 30 jaar: Oudestraat 160 bij de familie Eshuis;
  • Mozes Pach, 47 jaar: Vloeddijk 84 bij de familie Van Eekeren;
  • Maria Pach – Bromet, 42 jaar: Vloeddijk 84 bij de familie Van Eekeren;
  • Kitty Bromet, 17 jaar: Vloeddijk 84 bij de familie Van Eekeren;
  • Louis Bromet, 41 jaar: Vloeddijk 84 bij de familie Van Eekeren;
  • Kalman Gans, 65 jaar: Jan van Arkelstraat 90 bij de familie Urban;
  • Clothilde Isaäcson – Lievendag, 40 jaar: Apeldoornsestraat 7 bij de familie Bos;
  • Sigfried Isaäcson, 51 jaar: Apeldoornsestraat 7 bij de familie Bos.