lezing Historische vereniging “Jan van Arkel”
Locatie: Regenboog, Broederweg 32 te Kampen. Aanvang 20.00 uur. Toegang: leden Jan van Arkel” gratis, niet-leden 2,00 euro.
Tientallen vliegtuigen kwamen in de Tweede Wereldoorlog neer op de nog modderige bodem van de pas drooggelegde Noordoostpolder. Wat is het verhaal achter die toestellen en hun bemanning? Dit verhaal wordt dindag 13 januari bij de Historische vereniging “Jan van Arkel” verteld door Hans Hollestelle van de Vrienden van Schokland.
Er zijn tijdens de oorlog meer dan 6000 vliegtuigen neergekomen in Nederland. De meeste toestellen konden vrijwel direct worden geborgen omdat ze op land neerkwamen. De Duitse bezetter was erg geïnteresseerd in de technologie van de neergekomen toestellen. Bovendien konden ze het aluminium uit de vliegtuigwrakken prima gebruiken voor de eigen oorlogsindustrie.
Van vliegtuigen die in het water van het IJsselmeer terecht kwamen, werden doorgaans alleen de lichamen van dode bemanningsleden aangetroffen nadat ze aanspoelden langs de kust. Vaak konden slachtoffers niet worden geïdentificeerd. Bemanningsleden kregen voorafgaand aan een missie instructie om alle identificatie-kenmerken af te doen. Zo kon de vijand niet terugzoeken van welk vliegveld in Groot Brittannië ze waren opgestegen.
Het lukte tientallen bemanningsleden om te landen in de blubber van de nog droogvallende Noordoostpolder. Sommigen landen per parachute, anderen met hun vliegtuig. De bemanningsleden die heelhuids waren geland, kregen vaak hulp om te ontsnappen van de bewoners van de arbeiderskampen in de NOP. Ook waren verzetstrijders in de regio actief om bemanningsleden te helpen uit de handen van de bezetter te blijven door hen onder te laten duiken en via een ontsnappingslijn richting Zuid-Europa te brengen. Zo lukte het meerderen om via Gibraltar of Portugal terug te keren naar Engeland. Na de landingen in het Franse Normandië tijdens D-day in juni 1944 werd de weg naar de vrijheid aanmerkelijk korter voor bemanningsleden op de vlucht.
De Duitse bezetter werd na 1943 flink beziggehouden met aanvallen door bommenwerpers. Vanaf 1940 vlogen de Engelse vliegtuigen vooral ‘s nachts omdat overdag vliegen tot onhoudbaar hoge verliezen leidde. Na hun komst in 1943 kozen de Amerikaanse bommenwerpers er juist voor om overdag te vliegen omdat ze dan beter zicht hadden en in grote goed verdedigbare formaties konden vliegen.
B-17 Flying Fortress “Dinah Might” maakte op 10 februari 1944 een noodlanding in de Noordoostpolder langs de Vliegtuigweg, die sindsdien zo heet. Frans Gunnink uit Kampen sloopte in 1944 één van de vier motoren met propeller en al van het toestel en smokkelde die in delen naar Kampen. Hij zette alles weer in elkaar aan de wand van de werkplaats van Kanis & Gunnink. Met brandstof van de Canadese bevrijders heeft de motor zelfs weer even gelopen, maar hij trok scheuren in de muur.
De lezing wordt gegeven door Hans Hollestelle (1961) uit Kampen. Hij is al meer dan tien jaar actief voor de Vrienden van Schokland. Eerder gaf hij lezingen over Bill Tudhope, de laatste drenkeling van Schokland (1940). Tevens is hij vormgever van het boek “Geborgen in de polderklei” van auteur Bert Wijs, over 12 vliegtuigen die in de Tweede Wereldoorlog neerkwamen in Flevoland.