Rob en Ria Busser maken elk jaar lange zeilreizen met hun zeiljacht ‘Eureka’ naar de Oostzee.
Rob Busser was bij de gemeente Kampen tot 2000 werkzaam in de Monumentenzorg en Stadsvernieuwing. Ook was hij projectmanager en voorzitter van de technisch- wetenschappelijke commissie van de bouw van de Kamper Kogge. Schipper Busser maakte ook de eerste reizen met de replica van de Kamper Kogge
Onlangs hebben wij contact gehad met Ria en Rob Busser en hen verzocht een reisverslag te mogen publiceren op Kampenonline. Bij hoge uitzondering hebben wij toestemming gekregen om dit enkele verslag te mogen plaatsen. “Wij willen een uitzondering maken voor bijgaand bericht, omdat we dat in het belang voor Kampen achten” aldus Ria en Rob Busser
DE IJSSELKOGGE
Een aantal jaren geleden is in de IJssel vlak voor onze thuishaven in Kampen een bijna gaaf wrak van een kogge gevonden. Je zou mogen verwachten dat de Kamper gemeenschap zich het vuur uit de sloffen zou lopen, om dit unieke schip vol trots ten toon te stellen. Maar de terughoudende houding van helaas nog een meerderheid in de Kamper gemeenteraad doet het ergste vrezen.
Met ongerustheid volgen we op onze zeilreis door de Oostzee de persberichten over de IJsselkogge. Het kan toch niet zo zijn dat de eens belangrijkste Hanzestad in de Lage Landen een unieke kans om een echte kogge binnen de gemeente Kampen te behouden voorbij laat gaan? Hoog tijd om onze reisverslagen door het gebied van de Hanze en andere wetenswaardigheden af te wisselen met een betoog over de IJsselkogge.
Rob is destijds projectleider bij de bouw van een prachtige reconstructie van de “Kamper Kogge” geweest een mag zich de eerste Nederlandse koggeschipper na rum 600 jaar noemen. Ria heeft de eerste reis met de Kamper Kogge meegemaakt Dus het bloed kuipt waar het niet kan gaan.
Het belang van de IJsselkogge
De kogge, een middeleeuws handelsschip met één mast en een groot rechthoekig razeil, is ooit het werkpaard van de Hanze geweest. West-Europa en ook Kampen bloeien in snel tempo op. Er moeten honderden koggen zijn gebouwd. Echter, er zijn slechts enkele tientallen koggewrakken tot nu toe gevonden. Wonderlijk genoeg zijn in Nederland – in de Flevo-polders – de meeste koggewrakken gevonden en opgegraven. Maar slechts zelden wordt een compleet schip gevonden; meestal slechts delen van de bodem. En als er al meer dan een bodem wordt aangetroffen, is dat meestal uiteengevallen in stukken, die je onmogelijk weer aan elkaar kunt zetten, omdat in zes eeuwen de bij de bouw krom gebrande huidplanken zich weer strekken (“relaxatie” van het hout). Voorbeeld: de kogge OZ36, waarvan de Kamper kogge een reconstructie is.
Slechts zelden wordt een koggewrak gevonden dat nog geheel in zijn verband zit, waarmee je dus bij wijze van spreken weg zou kunnen varen als het water er uitgepompt is. De Bremer Kogge en de kogge van het Belgische Doel zijn daar voorbeelden van.
En naar de berichten van de onderwater-archeologen is de IJsselkogge ook een compleet schip van redelijke kwaliteit. Dat laatste is van belang, want waarschijnlijk kunnen de conserveringskosten relatief laag blijven. Omdat het hier dus om een koggeromp gaat die nog in verband zit, is er sprake van een unieke vondst, die bewaard moet blijven.
Zo’n schip mag je na onderzoek niet uit elkaar halen en op zijn gunstigst opslaan in het depot van het RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed).
Depot van het RCE bij Nijkerk.
Misschien denkt men dat dit een soort loods is, waar je de kogge (tijdelijk) kunt opslaan. Dat is niet zo. Er zijn in de Flevo-polders honderden wrakken gevonden, die onmogelijk allemaal bewaard kunnen worden. Scheepsarcheologen onderzoeken de wrakken, maken tekeningen en foto’s, terwijl ze het wrak langzamerhand demonteren. De losse onderdelen werden na het onderzoek aanvankelijk verbrand. Later werden wrakonderdelen van belangrijke wrakken herbegraven op een terrein bij Nijkerk, het bewuste depot. Dit in de veronderstelling dat voortschrijdende archeologische technieken het voor toekomstige onderzoekers mogelijk kan maken nog meer gegevens te verzamelen. In het depot bij Nijkerk liggen slechts gedemonteerde scheepsonderdelen en geen complete wrakken, zoals dat van de IJsselkogge.
Als je de IJsselkogge wilt bewaren, zal het worst zijn waar je dat doet. Het is net als met halen van een hondje uit het asiel: als het maar een goed tehuis krijgt. Als er dus plaatsen zijn, waar het behoud van de IJsselkogge in betere handen is, plaatsen die in staat zijn niet alleen de kogge te exposeren, maar ook om daar een (museaal) verhaal over Hanze, scheepvaart etc. aan te koppelen, dan moet je de IJsselkogge daar naar toe laten gaan. Maar Kampen zou geen knip voor de neus waard zijn als zij het zover laat komen, zoals we hieronder zullen betogen.
Het belang van de IJsselkogge voor Kampen
Kampen profiteert van het dieper worden van de IJssel in de 12e en 13e eeuw en van de opbloei van de Hanzehandel in die tijd. In snel tempo breidt de stad zich langs de IJsseloever uit en spreekt een duchtig woordje mee in de internationale overzeese handel die met koggen wordt uitgevoerd. De stad wordt zelfs zo machtig en rijk dat het de afspraken met de Hanze bondgenoten aan zijn laars kan lappen en een eigengereide “splendid isolation’’ politiek kan volgen. Pas als het allemaal wat minder wordt, sluit Kampen zich in 1441 aan bij het Hanzeverbond.
Kampen heeft ontstellend veel te danken aan de koggen, die de stad welvaart gebracht hebben.
In Kampen zelf is heel weinig van het Hanzeverleden te vinden. Na de Hanze loopt de economie terug, maar Kampen is nooit een “dode” stad geworden. Er is altijd wel geld verdiend en zo kunnen door de jaren heen de oude Hanzehuizen gemoderniseerd worden, zeker wat de gevels betreft. Slechts bouwhistorici zien nog wel eens iets van historische onderdelen, verstopt op zolders, vanuit de Hanzetijd. En de bewoners van oude panden natuurlijk, als zij zich daar tenminste van bewust zijn.
Eigenlijk zijn alleen de oudere bouwdelen van Boven- en Buitenkerk en de Koornmarktspoort de getuigen van de Hanzetijd. En het stratenpatroon natuurlijk.
Dus in Kampen geen zichtbaar Hanzeverleden , zoals in Lübeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald; helaas zwaar beschadigd in de WOII. Lünenburg is het er nog het beste afgekomen.
Kampenaren noemen hun stad met trots “Hanzestad”, hoewel daar praktisch niets van terug te vinden is, behalve in documenten het Gemeentearchief.
Een heuse, in Kampen gevonden IJsselkogge kan de naam Hanzestad weer enige betekenis geven.
Als Kampen die kans laat lopen kunnen we beter de titel Hanzestad opgeven en de geplande Hanzedagen afblazen. Spaart ook weer geld.
Deens voorbeeld
Hoe anders is de situatie in Denemarken. Daar zijn in de Roskildefjord vijf wrakken van Vikingschepen gevonden, die ooit zijn afgezonken om een barrière te vormen tegen vijanden, die de stad Roskilde bedreigden. Crumlin Pedersen, de kenner van historische schepen bij uitstek, hoofd van het National Museum in Kopenhagen en leider bij het onderzoek van deze Vikingschepen, vertelt dat hij eigenlijk wat in verlegenheid werd gebracht door het enthousiasme van de Denen om deze schepen te bergen en tentoon te stellen.
Misschien had dat enthousiasme te maken, dat de Denen met jaloerse blik naar Noorwegen keken, waar al sinds het begin van de 20ste eeuw beroemde Vikingschepen als het Oseberg- en het Gokstadschip waren gevonden en veel publiek trokken. Ook het naburige Nydamschip in het Duitse Sleeswijk moeten de Denen aangespoord hebben om de portemonnee te trekken om de Vikingsschepen van Roskilde te bewaren.
Hoe dan ook, Crumlin Pedersen was nog druk bezig met het onderzoek of de schepen überhaupt wel geborgen konden worden, of er stond al een Deense baggermaatschappij, een soort Bos-Kalis, klaar om een damwand om de wrakken te slaan, zodat de schepen beter onderzocht konden worden.
Toen kwam de vraag of de schepen wel geconserveerd konden worden. De Denen wachtten dat niet af, maar stelden bij voorbaat al geld beschikbaar voor de bouw van een museum, waarin de schepen tentoongesteld konden worden. Het geld liep dus vooruit op de onderzoeken van de archeologen.
Uiteindelijk is het allemaal succesvol verlopen. De Vikingschepen staan in Roskilde in een prachtig museum, dat een centrum voor Vikingonderzoek is geworden. Daarnaast is er een werf waar tientallen reconstructies van Vikingschepen worden gebouwd en bezoekers met deze schepen kunnen varen. Het geheel trekt veel bezoekers, waar de stad Roskilde wel bij vaart.
De wrakken van de Roskilde-Vikingschepen zijn veel minder compleet dan de IJsselkogge, het geen de Denen niet verhinderde om ze te koesteren. Een totaal andere mentaliteit dan in de Kamper Gemeenteraad dus.
Nu zullen sommigen zeggen: “De Denen hadden destijds de economie mee”. Ik weet dat niet, wel weet ik dat wij ondanks de recessie nog steeds tot de rijkste landen op aarde behoren en ons de luxe van het behoud van een uniek erfstuk kunnen permitteren.
Tijdens de bouw heeft Ole Crumlin Pedersen de Kamper Kogge bezocht. Hij had een uur de tijd, had hij gezegd. Maar hij is vele uren gebleven, zo geïnteresseerd hij was in de gewetensvolle manier waarop Kampen de kogge gereconstrueerd heeft. Iets om trots op te zijn. Als een grootmeester op het gebied van scheepshistorie zoiets zegt, dan betekent dat veel.
Waarom zouden we dan nu in Kampen niet trots zijn op een originele kogge, die vlak voorde Hanzestad Kampen gevonden is? Of moeten we een vraagteken zetten achter Hanzestad?
Een nieuwe Kamper Ui?
Vroeger, als je in de Dikke van Dalen “Kampen“ opzocht dan las je: “Kampen, stad in Overijssel bekend om de domheid harer inwoners”. Dat sloeg op de befaamde Kamper Uien, een stukje zelfspot van de Kampenaren over domme streken van – vaak – het stadsbestuur. Je hijst een koe op de toren, om daar het gras op te eten, je bindt een steur een bel om de nek om hem terug te vinden en je sluit de stadspoorten als de kanarie van de burgemeester is weg gefladderd en meer van dat soort ongein.
En zullen we straks beleven dat bezoekers van deze, zich Hanzestad noemende, stad moeten worden doorverwezen naar Harderwijk of Lelystad (onze vrienden op de Bataviawerf gnuiven al!) als ze de enige echte, originele Kogge van Kampen willen zien?
Uit de persberichten hebben we begrepen dat wanneer de jaarlijkse kosten voor de gemeente van
€ 50.000,- worden teruggebracht tot € 25.000,- er een meerderheid in de Raad voor het behoud van de IJsselkogge te vinden is.
Waar hebben we het over? Dat moet binnen de Kamper gemeenschap toch op te hoesten zijn?
Mocht er in Kampen een groepering – stichting of vereniging “Vrienden van de IJsselkogge” – gevormd worden, die zich de (financiële) verantwoordelijkheid voor de kogge aantrekt, dan zullen we daaraan op gepaste wijze bijdragen.
Wij hopen van harte dat Kampen gaat inzien dat zij aan zichzelf en aan haar verleden verplicht is om de IJsselkogge te behouden. En Kampen is hopelijk groter – en misschien grootser – dan de Gemeenteraad en het ambtelijk apparaat.
Ria en Rob Busser