Noordelijke waterschappen verlengen samenwerking muskus- en beverrattenbestrijding

810

De waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s, Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen verlengen de onderlinge samenwerking op het gebied van het bestrijden van muskus- en beverratten. Hier voor ondertekenden zij de ‘Samenwerkingsovereenkomst muskus- en beverrattenbestrijding waterschappen Drenthe, Groningen en Overijssel’. De vorige overeenkomst liep in 2022 af. De nieuwe periode loopt tot 1 januari 2033.

De samenwerking is naar tevredenheid van de deelnemende waterschappen. Er vindt afstemming plaats op bestuurlijk niveau, ervaring en kennis wordt uitgewisseld en er worden gezamenlijke speuracties georganiseerd. Met als gezamenlijk doel het samen terugdringen van de populatie muskus- en beverratten. En dat is succesvol, zo laten de cijfers van de afgelopen jaren zien.

Schade aan dijken

Muskus- en beverratten komen van nature niet voor in Nederland, ze zijn hier door menselijk handelen beland. Ook hebben de dieren bij ons nauwelijks natuurlijke vijanden. De dieren worden bestreden, omdat ze schade brengen aan dijken, kades en oevers door het graven van holen en gangen. Ook maken ze nestkommen met uitgebreide ondergrondse gangenstelsels.

Bedreiging biodiversiteit

Muskus- en beverratten vormen ook een bedreiging voor de biodiversiteit. De dieren staan daarom allebei op de Europese lijst van Invasieve soorten. Ze eten planten als riet en lisdodde weg, en verdringen daardoor inheemse diersoorten, zoals de zwarte stern, de roerdomp en de kleine karekiet. Deze vogels leven in het riet, waar ook de muskus- en beverratten hun leefomgeving hebben.

Terugdringen tot landsgrens

De bestrijding van muskus- en beverratten is in ons land bij wet geregeld. Het doel is om de populatie zo klein mogelijk te houden, zodat schade beheersbaar is. Het uiteindelijke doel is om zowel muskus- als beverratten terug te dringen tot de landsgrens. Het streven is dat in 2034 in het binnenland van Nederland geen levensvatbare populatie meer is.


Foto: Ruud Ploeg Fotografie