Zaterdag 23 maart a.s. wordt ook in Kampen de Nationale schoonmaakdag gehouden. Aan deze actie verlenen diverse verenigingen uit de gemeente Kampen hun medewerking, waaronder: de Vereniging tot behoud van de vrije natuur, peurdersvereniging Kampen, Kampereiland Pachtersbond, Hengelaarsvereniging Ons Vermaak, kinderboerderij Cantecleer en WBE Jachtvereniging Kampen.
Een van onze redacteuren ging vorig jaar mee voor een sfeerverslag om u een indruk te geven wat de schoonmaakdag inhoudt.
Door Alex de Jong @ Attest Communicatie
KAMPEN – Zwerfvuil opruimen op het Keteleiland; dat leek hem wel wat. Zodra hij de brief in de klas kreeg, was hij enthousiast. Als enige. Hij liet er de uitwedstrijd van de E-tjes in Oenen voor schieten. Het team kon best wel een keertje zonder hem, zo vond hij. ‘Dit is maar eens per jaar’, vertelt de tienjarige Lot van der Kolk uit IJsselmuiden. Dus zat hij om half negen ‘moederziel’ alleen op het achterdek van ’t Hendrikje, op weg naar Keteleiland.
Vandaag is het 24 maart, Nationale Opschoondag. Omdat een oom van mijn verloofde weet dat ik journalist ben, ‘moest’ ik ook mee. ‘Het is tenslotte de 25e keer dat we op Keteleiland zwerfvuil gaan zoeken’, zo vertelde Johan van Heerde op de verjaardag van zijn broer John. ‘Dat en het is de tiende keer dat we met ’t Hendrikje ernaartoe varen. Dus zet het maar in je agenda!’ Daar kon ik onmogelijk onderuit. Twee jaar geleden nog vroeg een andere telg uit deze familie, de opa van mijn twee stiefzonen, of zijn beide kleinzoons mee wilden. Zij waren toen twaalf en veertien jaar oud. Ze hadden geen zin. Uitslapen, voetbal, of ‘gewoon’ gamen op de Playstation was veel belangrijker.
Dapper
Het achterdek zit vol. Een viertal kinderen, maar verder vooral veel volwassenen, met daartussen nota bene mijn ‘buurman’, Jacques Meekers, een peurder. ‘Of er veel wordt gevonden op zo’n opruimdag?’ herhaalt hij mijn vraag. ‘Vroeger vonden we een hoop rotzooi. Kleine koelkastjes, kapotte tuinstoelen, afgedankte tv-schermen… De laatste jaren is het veel minder.’ Ik krabbel mijn aantekeningen, maak foto’s en kijk naar een stille jongen in de hoek. ‘Ben je eerder mee geweest?’ vraag ik. Er volgt een schuchter ‘nee’. ‘Ben jij hier met je klas?’ Hij staat op. Nee, er ging niemand anders van zijn klas (CNS De Groenling, IJsselmuiden) mee. Samen kijken we naar de aalscholvers die over het water scheren.
Amper vijf minuten later weet ik dat hij Lot van der Kolk heet, dat hij vandaag had moeten voetballen, dat hij De Grijze Jager van John Flanagan leest, een broertje heeft en piano speelt. De natuur in en opruimen, dat leek hem leuk. Op mijn vraag of hij hier dan met zijn vader of moeder is, schudt hij zijn hoofd. ‘Mama heeft me naar de boot gebracht’, zegt hij. Ik kijk hem waarderend aan. ‘Zo? Helemaal alleen? Dat is dapper.’ Als de boot aanlegt en we van boord gaan, zie ik de tuinstoelen al liggen.
Zakken vol plastic
Naast me trekt Lot me aan mijn mouw. ‘Alex, zullen wij bij elkaar in de groep?’ Hij geeft me een handschoen omdat er te weinig zijn voor iedereen, en we gaan samen op pad. Met oog voor detail plukt hij her en der kleine stukjes plastic uit het struikgewas en vindt dan het skelet van enkele vogels. ‘Die wil ik bewaren.’ Dus stoppen we twee schedels in zijn rugzakje. We lachen om de vermeende reactie van zijn moeder, later.
Lot klautert over basaltblokken, trekt her en der plastic vandaan, en al snel wordt de vuilniszak, die ik inmiddels draag, zwaarder en zwaarder. Overal voor, achter en naast ons zien we kinderen en volwassenen met dezelfde ijver de natuur afstruinen. We vinden ontzettend veel plastic, maar ook vier aanstekers, lege plastic flesjes, glas, touw, emmers, rubber en zelfs plastic onderdelen van auto’s. ‘Waarom gooien mensen toch zoveel troep weg?’, laat hij zich verbolgen ontvallen. Samen praten we over wat het met de natuur en de daarin levende dieren doet; over al dat plastic in de wereld, de ‘plastic soep’ in de oceanen. We zijn het er over eens dat dat zo niet kan en zo niet hoort. Met onze ogen en handen als vlooienkam, verzamelen we ieder stukje plastic, PUR- en piepschuim. ‘Die troep is desastreus voor vogels’, vertelt Wim van Werven, scheidend voorzitter van de Wild Beheer Eenheid (WBE), mij later. ‘Je wilt niet weten hoeveel dieren er aan die zooi dood gaan.’
Ons geheim
Lot en ik zijn maatjes. We verkennen samen de beheerderswoning Camperzandt op het eiland. ‘Hier heeft iemand al heel lang niet schoongemaakt’, zegt hij en wijst op de spinnenwebben in de vensterbanken. ‘Hier zou ik niet willen wonen’, vertrouw ik hem toe als een man met een grote snor ons vertelt dat hij hier in de zomer veel is en ook vaak slaapt. ‘Ik ook niet’, fluistert hij. Het is ons geheim.
Onze aankomst bij deze woning is tevens het einde van de zoektocht van bijna anderhalf uur. De vuilniszakken liggen langs de waterkant en worden straks door een boot opgehaald. Het zijn er een stuk of twintig. De ‘oogst’ valt tegen omdat de harde wind en de hoge waterstand van de afgelopen maanden veel plastic al heeft doen verdwijnen naar het nabijgelegen IJsselmeer.
Op het achterdek heeft de jonge jutter een plekje voor me vrijgehouden. Samen met een achttal anderen trotseren we de kou. Jacques Meekers praat honderduit over waarom er uitjes op zoute haring zitten, en wij genieten van een door mij meegebrachte stroopwafel, onderwijl bibberend, want de wind is straf en koud. Na een lange, koude tocht, ziet Lot zijn moeder en broertje op een bankje aan de Koggehaven zitten. Ze zwaaien. Lot is al van boord nog voordat ik met mijn ogen kan knipperen. Wanneer ik als een van de laatsten van boord ga, staat hij daar, met zijn moeder naast zich. ‘Ik moest van Lot echt even weten wie Alex was,’ zegt ze. ‘Ga je nog mee naar de kinderboerderij?’ wil Lot weten. Ineens voel ik me niet meer verkleumd. We fietsen samen op.
Een lot voor Lot
Bij Cantecleer verzamelen zich steeds meer mensen die aan de grote schoonmaak hebben meegedaan. Gerrit de Jong, ooit kok in een bejaardentehuis in IJsselmuiden, heeft samen met zijn vrouw Geke weer voor een pan snert gezorgd. ‘Vijftig liter’, zegt hij vol trots. ‘Dat doen we al jaren.’ We krijgen allemaal een flinke kom en ook nog een broodje kroket. Terwijl ook ik hiervan geniet, breekt een klein zonnetje door en voel ik de warmte op mijn rug. Wim van Werven, die als voorzitter van de WBE negen jaar lang deze dag organiseerde, kondigt aan het stokje door te geven aan opvolger Reinier Sybrand. ‘Is het vandaag Nationale Opschoondag?’ zegt Van Werven als ik hem spreek. ‘Oh, dat wist ik niet. Dat is dan toeval, want wij doen dit al 25 jaar. Dat Nationale initiatief is pas van de laatste vijf jaar, toch?’
‘Wij voelen ons verantwoordelijk voor het gebied dat wij als jager beheren,’ gaat hij verder. ‘We werken samen met andere partijen die zich verbonden voelen met het landschap: de Peurdersvereniging, Hengelsportvereniging Ons Vermaak, Vereniging tot Behoud van Vrije Natuur en Kinderboerderij Cantecleer.’
Een medewerker van Hengelsportvereniging Ons Vermaak laat weten voor de kinderen die hebben meegedaan nog een verloting met leuke prijzen te hebben. Zeventien lotjes gaan snel van de hand. Dan klinkt het: ‘Zijn we nog kinderen vergeten?’ Ik kijk om me heen. Waar is Lot gebleven? ‘Ik wil nog graag een lot voor Lot,’ hoor ik mezelf zeggen. ‘Dat is de jongen met wie ik de hele ochtend ben opgetrokken. Hij is al naar huis, denk ik…’ Ik krijg lot nummer 18.
Zes, zeven keer gaat er een hengel, madedoosje en een visvergunning van de hand en dan klinkt er ineens ‘hoi’ naast me. ‘We waren verderop op de kinderboerderij, met mijn broertje’, zegt hij. Ik glimlach en geef hem het roze lotje, vertel snel van de loterij en hoor dan omroepen: ‘Nummer 18!’
Lot straalt.
Ik ook.